De walrus is een robbensoort met lange slagtanden
De walrus is een warmbloedig landdier met opvallend lange slagtanden. Het is een vinpotig zoogdier, een robbensoort die in de koude zeeën voorkomen. Zijn grote eetlust zorgt ervoor dat zijn lichaam beschermd is door een dikke laag vet dat hem in ijzige water warm houdt.

De walvis is groots en imposant roofdier. De narwal is dik, lui en in het gelukkige bezit van zijn speer. Welke bijzonderheid valt er te vertellen van de walrus, die een verre neef van beide is?
De walrus, ofwel Odobenus rosmarus is een robbensoort. Een warmbloedig landdier, dat in lang vervlogen tijden de zee opzocht. Hij komt voor in de koude zeeën van het noordelijke halfrond. De klimaatverandering (het smelten van de ijskap) heeft dit zoogdier ertoe gedwongen zich in grote getale terug te trekken op vasteland. De walrus wordt in Scandinavische 'val ross' genoemd, dit betekent: walvispaard. De walrus is de enige nog levende soort in de familie der walrussen (Odobenidae). Een volwassen dier weegt tussen de zevenhonderd en tweeduizend kilogram.
Hij heeft alle vier ledematen behouden, elk met tenen. Als hij gaat zitten, plaats hij zijn achtervinnen naar voren, zit op zijn achterlijf en spreidt zijn voorvinnen uit. Hij lijkt op een bezadigde ouwe heer, met twee neergebogen slagtanden die elk 30 tot 45 cm lang zijn. Hij heeft kleine ogen en neusgaten, die vrij hoog liggen. Hij lijkt onbehaard, maar in werkelijkheid heeft hij een korte borstelachtige vacht. De huid is ruim en geplooid, vooral bij de nek en schouders is de huid dik, zo'n vier centimeter. Mannetjes exemplaren hebben daar veel knobbeltjes opzitten. Over het hele lichaam hebben mannetjes meerdere littekens verspreid. Dit monster is beslist een van de griezeligste dieren op aarde. Maar jagers die hem harpoeneerden, vertellen dat er in zijn waterige oogjes dan verbazing lag en teleurstelling over een dergelijke wreedheid.

De kop van de walrus is vrij klein in verhouding van het lichaam. Zijn lange slagtanden is het meest opvallende kenmerk. De mannetjes (stieren) hebben meestal langere tanden die rechter en steviger zijn dan die van de vrouwtjes (koeien). De grote, neergebogen slagtanden van de walrus worden intensiever gebruikt dan de speer van de narwal. Als hij honger heeft, haalt hij diep adem en laat zich tot op de bodem van de zee zakken. De diepte die hij bereikt, varieert van een tot negentig meter. Terwijl hij op zijn kop staat, hakt hij met de slagtanden de mossels en strandgapers los en zoekt slakken, garnalen, zeesterren, zee-egels en wat verder eetbaar is en niet vlug kan wegzwemmen. Als hij het voedsel met slagtanden tot een hoop heeft bijeengeveegd, werkt hij het met de huidplooien tussen zijn vingers naar binnen.
Walrussen trekken in het water alleen, zoals de walvissen en de zeehonden, maar als zij op een ijsschots of een rots klimmen om te slapen, houden ze van gezelschap. Er liggen dan soms vijftig of enkele honderden dieren bijeen en ze reizen op zo'n drijvend bed al slapend vele mijlen. Hoewel walrussen meestal op drijvende ijsschotsen leven, heeft deze kudde de rotskust van Alaska opgezocht.

Meestal verblijven walrussen op het drijfijs in de poolzee en verlaten het poolgebied nooit. Ze zijn altijd op hun hoede voor ijsberen en zwaardwalvissen. Een van de kudde is dan wakker en houdt de wacht. Als hij slaperig wordt, valt zijn kop naar beneden en met zijn slagtanden raakt hij dan een slapende soortgenoot. Die neemt dan de wacht over, daarna komt een ander en zo krijgt ieder een beurt. Als er gevaar dreigt, klimt de wachter over de slapers en deze worden daardoor wakker, waarna ze snel in het water een goed heenkomen zoeken. Ieder volwassen dier weegt wel een ton en doordat ze vrijwel tegelijk te water gaan, dompt de ijsschots. Als die weer terugvalt, overspoet hij de troep kolossen met een wolk spattend water.
De walrus gebruikt zijn lange slagtanden om voedsel te verzamelen. Hij graaft er strandgapers mee uit de modder en schraapt mossels en slakken van de rotsen. Zijn grote eetlust zorgt ervoor, dat zijn lichaam beschermd is door een laag vet dat hem in ijzige water warm houdt.