
Bijen zijn insecten die leven van nectar en stuifmeel
De zoemende bijen vliegen rond hun woning, ze werken nijverig voor de zoete honing. Bijen gaan van bloem tot bloem en leveren een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit.
Een bijenkolonie bestaat uit één koningin met veel werksters en darren. Alleen de vrouwtjes hebben een angel en kunnen daarmee steken. De darren zijn mannetjes en zijn iets groter dan de werksters.
In de ochtend, 's morgens vroeg vliegen de bijen al uit de korf, zij gaan opzoek naar bloemen. In de bloemen zit zoete vloeistof wat nectar heet. Het stuifmeel schrapen ze met voorpoten bij elkaar. De nectar en stuifmeel brengen ze naar de kamers in de korf. Van het nectar wordt honing gemaakt. De honing en stuifmeel dient als voedsel voor de bijen.
Bijen verrichten nuttig werk voor de dieren en natuur. Als bijen uitsterven heeft het een slechte uitwerking op het ecosysteem. Veel groente- en fruitsoorten kunnen zich niet voortplanten zonder de kleine insecten. Er zullen meer dieren sterven. Het uitsterven van de bij is een ramp voor de wereldvoedselvoorziening.

De taal der bijen
Dat bijen elkaar iets kunnen vertellen, lijkt als een sprookje, waarin dieren als mensen handelen. Maar bijen kunnen heus met elkaar "praten". De vogels zingen alleen wanneer ze honger hebben, of als ze verliefd zijn. De mieren trekken geursporen om hun soortgenoten de weg te wijzen. De bruinvissen roepen hun familieleden met kreetjes en geluidjes als die van kinderen. Olifanten trompetteren. Maar deze dierentaal kondigt slechts aan hoe een dier zich voelt. De honingbij spreekt echter een taal waardoor hij zijn soortgenoten informaties geeft en goede raad.
Als de bijenverkenner een goede oogstplaats heeft gevonden, vult hij zijn tank met nectar, pakt zijn korfjes vol met stuifmeel en vliegt naar huis terug. In de kast krioelen de andere bijen rond hem terwijl hij zijn verhaal doet. Als hij een soort dans uitvoert waarbij hij van rechts naar links ronddraait en daarna in omgekeerde richting, betekent dit: "Overal is genoeg te vinden. Ga naar buiten en haal het!" De bijen raken dan in grote opwinding, ze betasten de dansende verkenner met hun voelsprieten om de geur te herkennen, zodat ze de goede bloemen zullen vinden.

Het is echter ook mogelijk dat het oogstveld ver weg ligt en klein is; bijvoorbeeld dat het bestaat uit een enkele boom of een klein bloembed. Zonder nadere inlichtingen zou het zoeken voor de bijen gelijk staan aan het zoeken van een naald in een hooiberg. In zo'n geval danst de verkenner niet rond, maar loopt hij over een rechte baan, waarbij hij met zijn achterlijf "kwispelt". Aan het einde van de rechte baan, die maar enkele centimeters lang is. -- er is weinig ruimte in de opeengepakte menigte der duizenden bijen -- keert hij met een boog linksom naar zijn uitgangspunt terug, loopt weer rechtdoor, keert daarna met een boog rechtsom terug enzovoorts. Al die tijd wiegt hij met zijn achterlijf heen en weer. Wat betekent dit alles?
De rechte lijn wijst de richting aan waarin de bloemen gevonden kunnen worden. De snelheid waarmee links of rechts wordt teruggelopen is een codebericht over de afstand. Des te verder de bloemen zijn verwijderd, des te langzamer keert de boodschapper naar zijn punt van uitgang terug. Als hij bijvoorbeeld veertig keer rondcirkelt in een minuut, betekent dit dat de bloemen honderd meter ver verwijderd zijn. Maar als hij heel langzaam loopt, bijvoorbeeld tien rondgangen per minuut maakt, duidt dit aan dat de bloemen ongeveer drie kilometer van de kast verwijderd zijn.
Het "kwispelen" vertelt hoe groot de hoeveelheid nectar of stuifmeel is. Als de bij vlug kwispelt, is er een overvloed aan nectar en stuifmeel en iedereen moet er heen gaan. Als de oogst klein is, kwispelt hij traag, en moeten slechts enkele naar buiten gaan, de rest moet wachten op de berichten van een andere verkenner.
Dit prachtige communicatiesysteem waardoor bijen met elkaar praten werd ontdekt door Karl von Frisch, een geduldige natuuronderzoeker. Hij besteedde er vrijwel zijn gehele leven aan om de bijentaal te leren verstaan.

Het marmeren bijen paleis
Het kleine, harige brokje leven dat de bij is, met zijn geweldig vliegvermogen, zijn wonderlijke uitrusting om nectar en stuifmeel te vergaren, zijn enorme ogen, (twee uitpuilende bollen met 6300 facetten in iedere bol) en zijn vermogen met zijn soortgenoten te praten, leeft niet alleen. Hij is een kind van zon en frisse lucht en zijn gezoem is het lied van de zomer. Daarom is het haast niet te geloven dat hij behoort tot de wonderlijke, vreemde wereld van de kast.
In tegenstelling tot andere dieren krijgt een bij geen jongen, hij verzorgt zijn eigen gezinnetje niet, hij bouwt zijn eigen huis niet, eet zijn zelfvergaarde voedsel niet en vecht niet voor zichzelf. Hij leeft slechts voor de kast.

De kast is een prachtig bouwwerk; het bezit vele verdiepingen van zeskantige kamers die van zuivere was zijn gebouwd dat er als marmer uit ziet. Die verdiepingen worden bevolkt door een dichte massa bijen. Een klein volk telt twintigduizend bijen, een middelgroot volk vijftigduizend en een groot volk tweehonderdduizend bijen.
Een bijenvolk is slechts een enkele grote familie. Een bijzonder grote bij, de koningin, vormt er het centrum van en zij alleen is de moeder van al die duizenden. Ze moet hard werken om wel tweeduizend eieren per dag te leggen. Maar voor we meer over haar gaan vertellen, gaan we eerst eens naar het bouwwerk der bijen kijken.
De mens maakt van ruwe materialen bouwstoffen als staal, glas, steen en plastiek. Sommige dieren vervormen ruwe materialen ook tot bouwstoffen. Wespen kauwen hout fijn en spreiden dit over hun nesten; als het droog wordt, is het precies grauw papier.
Termieten kauwen ook hout fijn, vermengen het met modder en maken er betonnen torens mee, groter dan een mens en zo sterk, dat men een houweel nodig heeft om ze af te breken.
Rupsen en spinnen maken zijden draden van hun gewone voedsel van bladeren of insecten en maken er woonverblijven van, die soepel op de wind heen en weer deinen.
De bij haalt uit zijn wasklieren een magnifiek bouwmateriaal waarmee hij knedend, duwend en trappend zijn marmeren paleis bouwt. Dat marmeren paleis wordt gebouwd door jonge bijen die nog geen zeventien dagen oud zijn en dus nog niet het stadium hebben bereikt, dat ze kunnen uitvliegen om nectar en stuifmeel te verzamelen. In lange rijen hangen ze aan het dak van de kast of van de boomholte. De een haakt zijn poten daar in vast, de andere grijpt zich vast aan de achterpoten die neerbungelen. Des te meer bijen zich met de voorpoten aan de achterpoten van de anderen vastgrijpen, des te langer wordt de ketting.
De sliert zwaait heen en weer, rechts en links haken steeds weer bijen in en zo vormen ze een levend gordijn. Het is niet bekend, waarom ze zo aan elkaar gaan hangen om was te produceren, maar vermoedelijk is die gestrekte houding daar geschikt voor. Aan elke kant van het achterlijf van een bij zijn vier wasklieren. Nadat de bijen vierentwintig uur aaneen hebben gehangen, komen er uit die zakjes wasplaatjes te voorschijn. Als een bij merkt, dat de was te voorschijn komt, klimt hij over de andere bijen, neemt de wasplaatjes uit de zakjes, kneedt ze tussen de kaken en plaatst de was waar de raat gebouwd moet worden. Het gebeurt wel, dat de wasplaatjes van vele bijen tegelijk komen, en dan op de bodem van de kast vallen. Zo'n extra toevoer van bouwmateriaal is voor de bijen als een overvloed van hout voor de timmerman. De bij die het laagste hangt, laat zich los, valt op de bodem, pakt een paar wasplaatjes en rent ermee naar de bouwplaats.

Bijenkorf met rijen zeshoekige kamers
Bijen zijn uitstekende architecten en ingenieurs. Ze bouwen vele, vele rijen gelijksoortige kamers van dezelfde afmetingen, alle zeshoekig, aaneensluitend met drie paar zijden. Dat prachtige bouwwerk komt tot stand onder de voeten van zespotige diertjes die heen en weer rennen en als gekken werken. Ze hebben geen tekenborden, geen passers en rekenlinialen, maar hun bouwwerk is van goede afmetingen, uitstekend geproportioneerd en sterk.
De was voor de muren wordt versterkt met lange draden hars die er in worden aangebracht terwijl de was zacht is. Als die hard wordt, worden de muren van de raat zo sterk als gewapend beton. Hars wordt ook gebruikt om gaten en spleten in de buitenmuren te dichten. De wanden van de raat zijn erg dun, nog geen tiende millimeter. Zo'n dunne rand zou je nauwelijks kunnen zien, maar omdat bijen veel over de wanden van de cellen lopen en zo'n dunne rand hun poten zou beschadigen, wordt de bovenkant dikker gemaakt. Met extra-was wordt de bovenkant verbreed en netjes rond gemaakt.
Bijen beginnen met het maken van was als ze een woning bouwen. Ze bouwen die zoals een zwaluw zijn nest van slijk. De cellen worden precies zo gemaakt, dat ze een bij kunnen bevatten. Het bouwen gebeurt door vele bijen tegelijk die met hun kopjes, poten en lichamen duwen, stoten, en kneden. De was wordt zolang zacht gehouden door de hoge temperatuur van de hardwerkende lichaampjes.
Het hele geheim van de werkwijze van de bij ligt in de manier waarop hij gebruik maakt van de natuurwetten. Zachte stof als stopverf, klei of warme was wordt dun als je er van verschillende zijden tegelijkertijd tegen duwt. Als er tegen de zijden van een aantal cellen tegelijkertijd wordt geduwd, moeten ze zeshoekig worden. Daardoor komen ze vlak tegen elkaar te liggen zonder dat er ruimte verloren gaat. De prachtige bouwkunst van de bijen berust op deze wonderbaarlijke natuurwet. De bijen maken eerst ruwe cellen, klimmen erin, duwen en.. klaar!

De bezigste dieren ter wereld
De cellen worden gebruikt om de jongen groot te brengen en als voorraadkamers voor stuifmeel en honing. Deze tanks worden, nadat ze gevuld zijn, met een wasplaatje afgesloten. 's Winters, als het voedsel schaars is, wordt het deksel verwijderd en honing en stuifmeel worden opgegeten. De bij die de honing eruit haalt, dient die rond.
Om te bewijzen dat in een volk een bij geen eigen voedsel heeft, maar dat alle het gemeenschappelijke voedsel gebruiken, werd door enkele natuuronderzoekers aan zes bijen van een volk van 24.500 bijen honing verstrekt die radio-actief was. Na twee dagen waren alle bijen radio-actief.
De meeste bijen zijn steeds bezig met nectar en stuifmeel te verzamelen, hun marmeren huis te vergroten en voedsel op te slaan. Enkele extra grote bijen doen echter niets. Dat zijn de mannetjes, de darren. Ze sparen zich zelfs de moeite om een bloem te bezoeken teneinde iets te eten. Ze vragen de andere bijen om voedsel. Deze luilakken wachten op de kans om hoog de lucht in te vliegen, achter de koningin aan. Dat is het enige doel in het leven van een dar. Hij heeft geen stuifmeelkorfjes, maar veel grotere vleugels dan een werkbij en ook grotere ogen om de koningin te kunnen volgen- als ze maar een klein stipje is tegen de blauwe hemel.

De bijenkoningin
Bij een bijenvolk is maar één koningin. Zoals de darren heeft ze niets te maken met voedselverzamelen en was produceren. Maar lui is ze beslist niet. Voor haar volk is ze even belangrijk als het hart voor een mens. Een volk van vijftigduizend of tweehonderdduizend bijen kan zonder een koningin niet bestaan. Om de bijenstand op peil te houden, moeten iedere dag enkele duizenden bijen worden geboren. Dat is het werk van de koningin. Ze doet vrijwel niets anders dan over de raten lopen en braaf in elke open cel een eitje te leggen.
De bijenkoningin kan tweeduizend eieren per dag leggen, die samen vier keer zoveel wegen als haar eigen lichaam. Hoe speelt ze dat klaar? Het antwoord ligt besloten in de naam van haar voedsel: koninginnegelei.
Dit voedsel, dat er uitziet als een soort slagroom, kan alleen door jonge bijen worden gemaakt. Om precies te zijn: een bij kan slechts koninginnegelei maken van haar zesde tot haar twaalfde levensdag. Gedurende die week haalt de bij stuifmeel uit een opslagplaats in de raat en vermengt dit kauwende met een speciaal soort speeksel. Het uiteindelijke product is koninginnegelei of voedersap.
Terwijl de koningin eieren legt, is ze voortdurend omringd door twintig bijen die koninginnegelei maken. Ze staan met de koppen naar haar toe in een kring, als de spaken van een wiel rond de as. Hun enige taak bestaat uit het voeden met gelei. Elke dag worden drie van hen te oud voor hun taak en worden vervangen door drie anderen die dan zes dagen oud zijn. Waar de koningin ook gaat, de kring van voedsters blijft bij haar.
Elke twintig minuten houdt de koningin even rust, een van de voedsters gaat naar haar toe en propt haar vol met gelei, waardoor ze weer eieren kan leggen. Die maaltijd duurt drie minuten. Het hoofdbestanddeel van de koninginnegelei is stuifmeel. Zodoende wordt de stof waar plantenzaden uit moeten ontstaan, uiteindelijk tot bije-eitjes gevormd. De koningin heeft een speciale bestemming. De andere bijen werken gedurende hun leven zo hard, dat ze geen tijd hebben kinderen te krijgen. Om de bijen in stand te houden is daarom de koningin geschapen, die van al de andere bijen verschilt en in staat is alle kinderen voort te brengen. Daarom mag ze geen ander werk doen. De koningin heeft fijn ontwikkelde vleugels, maar die gebruikt ze slechts een- of tweemaal in haar lange leven. Eenmaal om haar paleis te ontvluchten, om uit te zwermen en een nieuwe staat te stichten.

Als een koningin ten gevolge van een ongeval sterft of als ze niet genoeg eitjes produceert, raakt haar volk in opwinding en zal proberen zo gauw mogelijk een nieuwe koningin voort te brengen. Allereerst wordt dan een nieuwe, extra grote cel gebouwd. Deze cel ter grote van een pindanoot hangt buiten de raat. De voedsters halen een ei uit een van de gewone cellen en plaatsen dit in de koninginnecel. Soms nemen ze een larve. Als die nog geen drie dagen oud is, kan er nog een koningin uit groeien. Deze larve wordt volgepropt met koninginnegelei. Het duurt vijftien dagen voor uit een ei een koningin wordt geboren. Maar als wordt begonnen met een larve van één dag oud, wordt in elf dagen een koningin gevormd.
Binnen drie dagen wordt de jonge koningin volwassen en krijgt ze vleugels. Ze krijgt voortdurend koninginnegelei in die tijd, maar kan geen eitjes leggen voor ze haar bruidsvlucht heeft gemaakt. Ondertussen hebben de darren zich voor het eerst in hun leven opgewonden. Ze verdringen zich rondom de ingang van de kast, poetsen zich op en maken hun ogen schoon (een dar heeft 13.090 facetten in elk oog, twee keer zoveel als een werkbij). Bij gunstige weersomstandigheden zal de koningin de vierde dag nadat zij volwassen is geworden, haar bruidsvlucht beginnen met de darren achter zich aan. Als ze een half uur later bij haar volk terugkeert, kan ze voor de rest van haar leven bevruchte eieren leggen.
Bijenkoningin angel - De strijd op leven en dood
Het enige wat een bijenkoningin kan opwinden, is de nabijheid van een andere koningin. Ze schijnt dan heel erg jaloers te zijn. Dat gebeurt, als een nieuwe koningin wordt geboren terwijl de oude nog steeds in de kast is. Dan moeten de twee een strijd op leven en dood voeren. De angel van een koningin is lang en geleed en heeft geen weerhaakjes. De koningin kan er mee steken en de angel terugtrekken zonder zichzelf te doden. Ze kan haar vijand voortdurend blijven steken. Een gevecht tussen twee koninginnen is een verschrikkelijke strijd, waarbij ieder der rivalen probeert het eerst haar dodelijk vergif in het lichaam van de ander te spuiten. De werkbijen weten instinctief dat hun volk maar één koningin kan hebben en sluiten daarom de vechtenden in. Als een van deze zich wil terugtrekken, wordt ze weer in het strijdperk gedreven. Koninginnen mogen niet ophouden met strijden voor een van hen is gedood.
Een bijenkoningin kan soms een hoog, helder pieptoontje geven. Misschien komt dat omdat ze opgewonden ademhaalt. Dan haalt ze lucht binnen door tien kleine gaatjes die zich op zij van haar lichaam bevinden.
De bijenkolonie - Zwermen werkbijen met bijenkoningin
Soms vecht de oudste koningin het niet met haar jonge rivale uit. Als ze merkt, dat een andere koningin in haar kast wordt opgefokt, maakt ze zich klaar om te verdwijnen, waarbij ze dan een groot deel van haar volk meeneemt. Als een zwerm zich klaar maakt om de kast te verlaten, heerst er grote opwinding. De bijen gaan niet meer naar buiten om nectar te verzamelen. Ze zijn totaal van slag.
Een zwerm is een gonzende bal van duizenden bijen. Een grote zwerm kan tot vijfendertigduizend bijen omvatten, maar meestal bestaat een zwerm uit vijf tot tienduizend. Het zijn uitsluitend werkbijen, met in hun midden de koningin, op zoek naar een nieuw tehuis. Dat is dan de tweede keer dat de koningin haar vleugels gebruikt. De gonzende bal schiet de kast uit, kringelt als waanzinnig rond en vliegt dan in een bepaalde richting. Na een tijdje komt de zwerm tot rust aan een boomtak of een ander uitsteeksel waar de bal aan kan hangen. Dan worden verkenners uitgestuurd, die op zoek gaan naar een goede, holle boomstam of een andere veilige plaats waar een paleis kan worden gebouwd. Als een verkenner goed nieuws brengt, gaat de zwerm in die richting. Daar wordt een levend gordijn gevormd en de werkbijen halen hun wasplaatjes uit hun zakken om te gaan bouwen. Zoemend gaat dan het bijenleven weer verder.